De Groeëte Meister
Vic Timmermans 'De Groeëte Meister', een verhaal vanuit de beleving van zijn jongste zoon
‘De Groeëte Meister’
Man, Vader met veel bijzondere talenten
Na die boeiende en interessante uitgaven in 1994 van het boek 'Wellerlooi, oons dörp an de Maas' geschreven door Nelly Hermsen–Hermans en de daarop gebaseerde video dacht ik dat alles over Wellerlooi en de rol van mijn vader daarin nu wel gepubliceerd was. Dus wat ga je daar dan nog aan toevoegen als je dat zo vriendelijk gevraagd wordt.
De Groeëte Meister, zittend op een schoolbank
In ieder geval niet nogmaals een opsomming van alle activiteiten van mijn vader in Wellerlooi, die iedereen die echt geïnteresseerd is in de geschiedenis van Wellerlooi, allang zal weten. Mijn vader was Vic Timmermans, de Groeëte Meister en door zijn meest ondeugende lagere school leerlingen ook nog wel 'd’n Dikken Tum' genoemd. Maar dat alleen als ze eerst goed om zich heen gekeken hadden en zich ervan hadden verzekerd dat de Groeëte Meister niet binnen gehoorafstand was.
Vic Timmermans, 29-08-1936 (26 jaar)
Team jaren ’50, Vic met pijp, Tiny Nijskens, Suus Vissers en Gerrit Schoenmakers
Ik ben Vic (Victor volgens het bevolkingsregister) jongste zoon en naamgenoot van De Groeëte Meister. Ik was in Wellerlooi meestal Vic van de Meister. Dat lijkt mij wel een goed uitgangspunt om terug te kijken op het leven van mijn vader vanuit de beleving van zijn jongste zoon Vic van de Meister. Door die koppeling van namen was ik eigenlijk altijd onverbrekelijk verbonden met mijn vader en aangezien die in Wellerlooi een nogal imponerende carrière als verenigingsman en dorpsfiguur opbouwde en op sommige gebieden ook een dominante rol vervulde, was dat niet altijd prettig.
1953 Cecile-Moeder en Victor Timmerman
Immers vervulde mijn vader een prominente rol in de kerk als organist, koordirigent, hoofd van de RK lagere school St. Catharina. Nog mooier, die muzikaliteit van hem bracht hem zelfs de benoeming als schoolhoofd in Wellerlooi, na een korte periode als meester in de Reuver. Hij kreeg de voorkeur uit een groep van 30 sollicitanten en was daarmee met 26 jaar het jongste schoolhoofd van Nederland.
Van het schoolbestuur was de pastoor voorzitter en die rook zijn kans. Een intelligente jonge vent uit Wanssum uit een uiterst muzikale familie die overduidelijk met dat muziek virus was besmet beloofde gouden tijden voor de kerk diensten. Hij had dat goed gezien zoals de historie heeft aangetoond. En daarmee was ook mijn opvoeding stevig in dat geloof verankerd met alle ups en downs van dien. De lagere school lag toen nog op de plek waar nu 'Taste and Go' ligt, aan de Rijksweg tegenover de Smid die toen ook nog een echte smidse, fietsenwinkel en dorpscafé was. Aan de school vast gebouwd was ons huis, feitelijk niet ons huis want het was eigendom van de kerk, toch voelde het wel zo. Het schoolhoofd mocht daar wonen en dat heeft hij lang vol gehouden. Nu is er van dat huis niets meer terug te vinden maar als de plek zou kunnen praten dan zou er een enorme diversiteit aan verhalen opborrelen.
Bij de juf van de smid
Ik herinner me slechts enkele zaken uit die tijd, sommigen zelfs tot in detail. Laat ik het over dat huis hebben, dat was dus van de kerk en daar werd gewoon huur betaald. Je zou denken dat de kerk er dan ook voor zorgde dat het huis werd onderhouden. Nou, mooi niet en dan moet je mijn moeder kennen. Die kwam van Tegelen van Bors en die had stadse manieren en kwam op voor haar rechten. Als er na een flinke regenbui weer diverse vochtkringen op muren en plafonds bij gekomen waren dan kreeg pastoor de wind van voren en niet zo misselijk. Ik hoor haar nog kwaad roepen of de kerk nog emmers voor haar had om al dat door druppelende regenwater op te vangen. Die emmers stonden inderdaad overal en als wij de trap op liepen moesten we eromheen laveren. Mijn vader probeerde mijn moeder dan te temperen want het was immers de pastoor en daar praatte je zo niet tegen. Gelukkig had mijn moeder daar lak aan. Die stadse dame zoals ze ook wel door sommige mensen werd bekeken. Overigens baatte dat klagen amper, het verschil tussen (toe)zeggen en doen was toen ook al groot. We hadden ook een grote zolder die zich uitstrekte boven bijna alle leslokalen van de school. Dat was een feest en we konden daar spelen als er tenminste geen lessen waren vanwege de gehorigheid en er geen middagdutjes werden gedaan. We hadden toen ook kippen die in de achterbouw liepen en daarmee dus altijd verse eieren. Ook hadden we enkele hokken met konijnen. 'Witje' was mijn lievelingskonijn maar helaas waren die konijnen nooit langer dan zo’n jaar bij ons. In december verdwenen die altijd op de een of andere mysterieuze wijze.
Vader, moeder, Ceciel, Vic jr., Mariannne en Piet
In de tijd van de slacht, veel mensen hadden een varken bij huis, ging het ons ook goed want de Groeëte Meister kreeg vaak een 'proef'. Een hele schaal of mand vol allerlei lekkernijen van het varken. Dan was het feest bij ons thuis. In zulke gevallen was het wel handig dat mijn vader schoolhoofd was. Overigens kreeg de pastoor ook altijd van die 'proeven' en d’n dokter ook. Ik heb later in keurig bijgehouden schriften kunnen lezen wat zo’n schoolhoofd, juffen en meesters eigenlijk verdienden. Dat was niet ruim, in tegendeel, dat was schrapen en krabben waar je geen jeuk had. Jaren later werd dat gelukkig steeds beter. Geen wonder dat die 'proeven' zo welkom waren en dat mijn vader er, niet alleen als hobby, een grote moestuin op na hield. Ook hadden wij een grote kersenboom waaraan een stevige schommel hing. Heerlijk was het om daarin te zweven. De jaarlijkse kersenoogst was rijk en werd binnengehaald door de Klène Meister (meester Jacobs) die onvervaard de lange ladder op en af klom alsof hij jaren in een circus gewerkt had. De verrukkelijke smaak van die kersenpannenkoeken kan ik nu nog zo oproepen. En natuurlijk ontbrak ook een appelboom niet met prachtige bloesem in het voorjaar en veel appelmoes later.
Voor ons huis stond ook een grote perenboom met “juttepèrkes” en die zorgde ook op onze groes aan de kant van de Catharinastraat voor wat schaduw tijdens hete zomers. Die 'groes' was omgeven door een enorm weelderig bloeiende bloemen border, het domein van mijn moeder die er ook fantastische bloemboeketten uit plukte en creatief rangschikte in diverse vazen. Dat zorgde voor veel sfeer binnen en buiten. Over sfeer gesproken met nog twee broers en twee zussen was er bij ons altijd wel leven in de brouwerij. Er werd zelden afgewassen zonder gezang, van canons tot Duitse schlagers en zoals wij dat toen noemden: kerkenliedjes. Het maakte niets uit en meestal klonk het erg mooi. Vooral ons Marianne en onze Wim konden goed zingen. Vader zorgde er wel voor dat het zuiver was, ja dat kon hij niet laten.
Vic Timmermans organist Catharinakerk Wellerlooi
Hij leerde zo heel Wellerlooi zingen. De kerkdiensten met kerkkoor klonken als een klokje en het door hem opgerichte dameskoor Unisono veroverde landelijk en ook internationaal (Rijnland) grote faam. Als je langs de basisschool fietste dan hoorde je vanuit verschillende lokalen altijd wel een klas zingen.
1964 Gregoriaans koor receptie Jan Valckx en Mia Roelofs
Maar nog even gezellig bij dat oude huis blijven. Bij ons woonde ook de wijkzuster in, zuster Tonk. Ze had een woon-slaapkamer en een keuken. Ze was een enorme praatgrage stevig rokende vrouw die gewoon met ons huishouden meedraaide. Af en toe was ze ook wel handig omdat ze op ons kon passen als ons vader en moeder ergens naar toe moesten. Vaak was dat niet het geval, nou ja, mijn vader was eigenlijk altijd wel ergens naar toe. Het dorp eiste hem erg vaak op en ik kan me niet heugen dat hij dat zo heel erg vond. Zuster Tonk kwam vanuit haar werk wel bij alle mensen in huis.
Riet Tonk, wijkverpleegster Wellerlooi
Mei 1961, zuster Riet Tonk op huwelijksfeest Marianne Timmermans-Jan Huberts
Vaak trof zij ook bittere armoede aan, of huishoudens waar de kinderen niet eens genoeg te eten kregen en in oude lompen rond liepen. Mijn moeder kon daar eigenlijk niet tegen en het kwam vaker voor dat een kind later op school kwam omdat mijn moeder had geregeld dat ze even voor school bij haar naar binnen kwam. “Geej môt nog efkes nòr vrouw van de Meister”. Later hoorde ik dat ze zo’n kind lekker in de badkuip stopte met warm water en het lekker schoon poetste. Ze had via haar netwerk kleertjes geregeld en er stond ook een stapel boterhammen met warme melk klaar. Zuster Tonk kreeg dan bij een volgend huisbezoek meer kleertjes mee voor de andere kinderen en schoenen, soms dekens, kussens en ik kan me ook herinneren dat ze voor enkele families fatsoenlijke bedden en overig meubilair regelde. Dat werd nooit aan de grote klok gehangen, maar gebeurde toch regelmatig en omdat mijn ouders ook vaak in kringen verkeerden waar best wel wat te halen viel (netwerk) werd daar gretig gebruik van gemaakt. Soms zie ik nog wel eens kinderen van toen met hun eigen (klein)kinderen bezig en vraag ik me wel eens af “zouden zij daar iets van weten?”
Voor de oorlog, processie vanaf de zaal Mulders
De oorlog heb ik niet mee gemaakt, ik ben van 1950, maar mijn broer Wim en zus Marianne konden er wel nog over meepraten, immers aan het einde van de oorlog waren ze acht en zeven jaar. Mijn moeder vertelde vaker hoe afschuwelijk het was iedere keer als het luchtalarm weer afging en ze weer met de hele bubs de kelder in moesten om te schuilen en vooral te bidden. Een keer is onze Wim uit de kelder ontsnapt en hij vertelde mij dat hij toen gezien heeft hoe de torensprits van de kerk aan de Rijksweg (bij Fransman glas)naar beneden geschoten werd. Levensgevaarlijk natuurlijk maar ook wel spannend. Het zal wel gewaaid hebben toen hij weer de kelder in kwam. Bij ons waren ook Duitsers in huis en dat was best wel riskant, maar had ook wel voordelen want het waren meestal militairen in hogere rangen en als je ze niet al teveel in de weg legde leverde dat best wel wat informatie op die voor de juiste mensen interessant was. Mijn vader sprak de taal en ik stel me voor dat er een soort dubbelspel gespeeld is waarbij mijn moeder ook best wat voordeel in de vorm van voedsel en andere zaken wist te halen. Ik denk dat maar zo, er werd later niet zoveel over gezegd.
Vic Timmermans en schoonfamilie bij de Grieze kel
Dat was geweest en in mijn periode was iedereen volop met de wederopbouw bezig. Het is trouwens wel frappant dat toen onze bevrijders kwamen ook hun commandanten ons huis opzochten als standplaats. Moet ook wel aan de ligging vlak langs de Rijksweg en dicht bij de Maas gelegen hebben. Mijn moeder vertelde wel over de evacuatie naar Hoogkerk in Groningen waar ze bij een directeursfamilie van een strokarton familie werden ingekwartierd maar niet echt hartelijk werden ontvangen. Ook daar wisten mensen ons vader te vinden om zaken met kerk en overheid te regelen of te ritselen voor 'zijn' mensen. Een triest dieptepunt in de oorlog was ook het overlijden van mijn broertje Piet (moeder noemde hem Pieteke) hij klaagde erg over hoofdpijn, iedere dag “de Piet het pien” zei hij dan alsmaar. Toen het steeds erger werd moest mijn vader ermee met de tram naar het ziekenhuis in Nijmegen. Toen hij weer thuis kwam stond hij met lege handen. De Piet had het niet gehaald. Hij heeft dat beschreven in een brief naar zijn familie, een aangrijpende brief, waaruit ook blijkt hoe sterk gelovig hij was en hoeveel steun en kracht hij uit dat geloof putte. Mijn moeder heeft sindsdien een enorme hekel gehad aan geurende fresia’s. Toen ik haar eens naar de reden daarvan vroeg vertelde ze dat die Piet, toen hij lag opgebaard, door fresia’s omgeven was. Veel meer heeft ze er daarna nooit meer over verteld. De zoon die niet ver daarna werd geboren werd ook Piet genoemd en is helaas ook veel te vroeg overleden, vlak na zijn vijftigste verjaardag.
Kinderen Timmermans en hond Flappie
Overigens zijn wij zo’n tien jaar geleden samen met onze Wim en ons Ceciel terug geweest naar Hoogkerk waar we die strokarton fabriek gemakkelijk konden vinden. Het huis waar mijn ouders en hun kinderen geëvacueerd hebben gezeten is nu kantoor en moderne huisvesting van het management van de nog altijd volop functionerende strokarton fabriek. We belden aan en vertelden de achtergrond van ons bezoek. We werden fantastisch ontvangen en het moment dat onze Wim in een kamer het luik ontdekte naar de, zoals hij het zich plotseling herinnerde, erpele-kelder, was ronduit ontroerend. Ook kregen we nog een hele rondleiding door de fabriek, het gaf een goed gevoel om met deze beelden in ons hoofd weer huiswaarts te keren.
Mijn ouders vertelden wel dat ze voordat ze geëvacueerd werden alles van waarde in de grond stopten in de hoop dat bij terugkomst weer terug te vinden. Gedeeltelijk is dat ook gelukt, dat deed trouwens iedereen. Direct na de oorlog kreeg mijn vader het verzoek van overheidswege om coördinator te worden van de wederopbouw van het lager onderwijs in Zuid Nederland. Eigenlijk een top baan. Mijn moeder zag dat helemaal zitten maar vader vond dat hij zijn dörpke àn de Maas niet in de steek mocht laten en besloot te blijven. Dat heeft mijn moeder hem lang verweten weet ik nog wel. Die opbouw was een kwestie van hard werken en eendrachtig zaken aanpakken. Het dorp weer leefbaar maken en daar hoorde een bloeiend verenigingsleven bij. Wie in Wellerlooi kent niet de “Knal” een periodiek dat vooral door mijn vader werd samengesteld en vol geschreven om onze jongens in de Oost op de hoogte te houden van alle lief en leed uit hun geboortedorp. Inclusief alle extra acties die in dat kader ook gevoerd werden moet hij daar toch ook wel erg veel tijd en energie in gestopt hebben. Ik lees af en toe nog eens in een willekeurige “Knal” wat een schitterend tijdsbeeld uit een hechte gemeenschap. Dameskoor “Unisono” werd opgericht en ik ontdekte dat hij ook nog een blauwe maandag de fanfare “Nooit Gedacht” gedirigeerd heeft. Maar zijn muzikale hart lag toch echt bij de koorzang bleek al snel.
Unisono – Scheveningen 21-07-1956, Vic met bloemen
Hij leidde de voetbalclub die in 1942 werd opgericht en waarvan hij de naam bedacht RESIA (Rooms en Sportief In Alles) Na hetgeen ik hierboven beschreven heb is dat toch een naam die veel over hemzelf zegt. Hij was een fanatiek voorzitter die met straffe hand en de nodige humor de vereniging bestuurde met een sterk bestuur. Doordat zijn broer Paul in Sittard voor de KNVB werkte zijn volgens geheime en nog steeds onbevestigde bronnen enkele malen degradatie en lange schorsingen voorkomen. Mijn broer Wim keepte lang in het eerste van RESIA en ik herinner me ook nog dat er een cruciale wedstrijd op het programma stond en Wim er niet bij kon zijn omdat hij bij zijn verkering in het Belgische Weelde was. Dat kon er bij Hagens Drik niet in en die besloot om in zijn auto te stappen en Wim in België op te gaan halen zodat hij toch kon keepen. Ja de clubliefde ging toen ver, overigens weet ik niet hoe die wedstrijd toen is afgelopen.
Carnavalsvoetbal Vic Timmermans links boven
Mijn vader onderhield ook een hechte vriendschap met de hoofdredacteur van het Dagblad voor Noord Limburg, Maarten Plukker. Samen gingen ze regelmatig uit vissen. Dhr. Plukker had een grote auto en kwam zijn maat altijd ophalen. Vaak bleven ze dan de hele dag weg, voor beiden een soort bezinningsdag waar veel gefilosofeerd, gedacht, geluisterd, gelachen, gezwegen en o ja ook gevist werd. Beiden genoten daar enorm van, later sloot zich daar ook vaker Bertus Aafjes (Swolgen) bij aan.
Maarten Plukker vertaalde die visdagen in een prachtige serie visverhalen in de krant met “D’n Vic” in de hoofdrol die gretig en dankbaar door velen werden gelezen.
Vic Timmermans- vissen met Maarten Plukker en Bertus Aafjes in Swolgen
Om wat meer financiële ruimte te krijgen besloot mijn vader ook om in te gaan op de uitnodiging om in de avonduren les te gaan geven aan jonge mannen uit de regio die op LTS De Hamert op middelbaar niveau werden bijgespijkerd op de OBAO cursus (OBAO is: Opleiding Bewijs Algemene Ontwikkeling). Hij gaf daar Nederlands. Ik herinner me nog dat hij door een jongeman uit Gennep op dinsdag rond zes uur werd opgehaald in een Fiat 500 waar hij nauwelijks in paste. Een komisch gezicht was dat. Zelf het rijbewijs halen en een auto aanschaffen zat er toen echt niet in en aan voor hem. Hij ging ook in op een verzoek vanuit het agrarisch onderwijs om een lesboek maatschappelijke vorming voor jonge boeren en tuinders te gaan schrijven. Ik herinner me maar al te goed dat in die schrijfperiode thuis alles moest wijken voor dat boek. Dag en nacht was hij ermee bezig en meester Jacobs moest corrigeren en de geschreven tekst uittypen. Ik heb in het kader van dit verhaal nog eens een aantal hoofdstukken uit dit boek met de titel 'Anderen en ik' gelezen. Het is een soort voorloper van “Hoe heurt het eigenlijk” zoals we dat nu van TV kennen. Ik haalde met de beste wil van de wereld weer het einde niet. Het had ook wel weer iets weg van de catechismus uit die tijd, maar dan de wat populairdere versie. Het boek werd daadwerkelijk in het landbouw onderwijs gebruikt en mijn vader werd in de provincies Brabant en Limburg vaak uitgenodigd om lezingen rond dit thema te geven voor organisaties van (jonge)boeren en tuinders. Hij raakte daardoor ook vertrouwd met het openbaar vervoer. Overigens stond mijn vader beroepsmatig ook op zeer goede voet met de directeuren van de Mulo St.Josef op de Hamert Dhr. Notenborn en die van de LTS Dhr. Nieuwendijk (voorheen Broeder Nicasius). Daar heb ik later toch wel wat voordelen van gehad want toen ik eenmaal op de Mulo zat was ik geen lieverdje, ik was een echte (voor leraren denk ik ook) irritante klojo bij tijd en wijle. Regelmatig zat ik in de problemen, maar Noteborn redde mij er altijd wel weer, vaak ongenadig, uit. Ik kwam er pas veel later achter dat mijn vader daar via die OBAO cursus, waar Noteborn ook les gaf, altijd precies van op de hoogte was. Dat gedrag toentertijd was ook wel verklaarbaar want ik wilde toen nog graag kok worden, wat moest ik dan met wis en natuurkunde. Toen ik eenmaal zelf voor de klas stond heb ik nog vaak aan deze tijd terug gedacht en ik zag mijzelf vaker terug in het gedrag van sommige leerlingen wat ervoor zorgde dat ik dat goed kon relativeren en er vaak de humor wel van in zag. Overigens heeft die relatie met de directeur van de LTS later voor mij ook nog wel de nodige voordelen opgeleverd zoals velen van de lezers dezes wel weten en persoonlijk hebben ervaren.
Zo was mijn vader ook op dat gebied altijd wel aanwezig.
Familiefoto: Vic, Marianne, Piet, Ceciel, Wim , Vic jr en Lies met hond Flappie
Terug naar die periode dat ik van de lagere school naar de Mulo ging (begin jaren zestig), dat was ook voor ons thuis een turbulente periode want mijn vader had een stuk grond op de Wis op de kop getikt om er een nieuw huis op te zetten. Als ik me goed herinner was het grond van de fam. van Aerssen en de dochter daarvan, juffrouw Bernarda, was getrouwd met een aannemer Raymakers uit Afferden (zij stond bij vader aan school). Zo werd dat allemaal geregeld en logischerwijs bouwde Raymakers dat huis, het eerste op de Wis, waar nu de fam. Rongen woont.
In diezelfde periode was er na heel veel gedoe ook besloten om een nieuwe school te bouwen wat heel wat voeten in de aarde had. Ik weet dat mijn vader er zelfs met schoolbestuur voor naar Den Haag is geweest om de noodzaak voor die school op het ministerie persoonlijk en nadrukkelijk toe te lichten. Met succes zoals nu nog steeds en hopelijk nog heel lang te zien is, de Catharina school. Van het afval van de tegels van de nieuwe speelplaats heeft mijn vader eigenhandig een pad gelegd van de straat naar onze voordeur. Ik moest de stukken tegels van school naar huis kruien, de gele zand bij de Valckxberg halen en mijn vader leverde een wereldprestatie door dat pad redelijk zelfstandig aan te leggen. Voor iemand die de verbanddoos altijd in de buurt moest hebben als hij een simpele spijker in de muur moest slaan voorwaar een prestatie van formaat. Het zou op dat vlak ook bij deze ene onderneming blijven.
Groeëte meister zijn schoolbel (is bij Vic Timmermans jr. in Well)
Niet onvermeld moet blijven dat mijn vader ook wel mensen had die hem niet welgezind waren. Dan moet ik weer even terug naar ons oude huis waar af en toe de schuifdeur tussen de huis en de 'goei' kamer dicht ging en er ernstig met mensen werd gesproken. Soms ving je daar als kind flarden van op en later kwam ik erachter dat het vaker gebeurde dat er leerlingen waren die veel meer in hun mars hadden dan hun ouders dachten. Meestal ouders die met de beste bedoelingen vonden dat meisjes naar de huishoudschool en jongens naar de LTS of Landbouwschool, hoogstens Mulo moesten, zoals het hoorde. Hun kinderen waren niets meer dan anderen. Vaak werden ouders dan in verwarring gebracht want ja, hun kind kon ook wat anders zoals HBS, MMS of gymnasium. Meestal waren er meerdere van zulke gesprekken nodig om tot een oplossing te komen en soms bleven de ouders bij hun standpunt maar vaak maakten ze ook een draai.
Het gebeurde ook dat er zaken waren binnen de werksfeer op school, die eigenlijk niet door de beugel konden, maar waarbij mijn vader als schoolhoofd klem kwam te zitten tussen de eigen opvattingen en die van meestal de pastoor als voorzitter van het kerkbestuur. Ook van die discussies kregen wij vaak flarden mee en was het mijn moeder die weer zeer nadrukkelijk haar mening ventileerde richting mijn vader, die echter weer moest schipperen, vaak tegen zijn persoonlijke opvatting in, om de kool en de geit te sparen. Af en toe knetterde het dan bijna letterlijk bij ons thuis dan wel op de pastorie.
Hoogtepunt op het gebied van 'vijandschap' jegens mijn vader, althans voor zover ik daar wat van mee heb gekregen, was wel het moment dat in ons oude huis ’s avonds de voordeurbel ging. Mijn vader maakte de voordeur open en zoefffff voelde hij iets vlak langs zijn hoofd suizen en in het deurkozijn stranden. Het bleek later een kogeltje van een best wel zwaar kaliber luchtbuks te zijn geweest. We zijn ons toen dood geschrokken en als kinderen raakten we redelijk in paniek. De politie is daar toen ook bij gehaald en het rare is dat er nooit meer een woord aan vuil is gemaakt. Wat wisten ze over de achtergrond van die 'aanslag' wat niet bekend mocht worden. Misschien wel niets, misschien wel alles, is de dader ooit gepakt? Ik ben er nooit achter kunnen komen. Op de dag dat ik thuis kwam met de opmerking dat ik geen kok, maar onderwijzer wilde worden verscheen er een echte big smile op mijn vaders gezicht. De familie traditie vanuit Wanssum kon worden voort gezet.
Eerste Communie 1957 Ger Wijnhoven- Vic Timmermans
In de roerige jaren zestig groeiden wij op met alle gevolgen van dien. Immers de muziek veranderde op een revolutionaire manier en mijn vader raakte er helemaal van in de war. Wat moest hij daar nou mee, die herrie. Mijn moeder vond het allemaal prachtig. Samen met mijn beste vriend Ger Wijnhoven ging ik naar de pedagogische academie in Venlo. We dachten echt dat we de wereld moesten veranderen. Ik weer veel meer dan Ger die veel bedachtzamer was vergeleken met de impulsieve ik. We zouden ook in Wellerlooi de zaken wel eens naar de moderne tijd transformeren.
Vic Timmermans bij de nieuwe school, eind jaren '60
Mijn vader raakte daarbij toch wel wat achter, zijn wereldbeeld werd totaal overhoop gehaald. Dat leidde vaak tot heftige discussies, vooral toen wij tegen de kerk aan begonnen te schoppen als jongerengroep in Wellerlooi. Pastoor Wismans werd er gek van. We wilden jongerenmissen met eigentijdse Nederlandse teksten en muziek. Grote verhalen in de krant, het dorp in rep en roer. Op bezoek bij bisschop Moors in Roermond. Maar, die jongerenmissen kwamen er met een groot jongerenkoor en plaatselijke pop band waarvan ik de naam niet meer weet. Ik weet alleen dat Vic van de Meister moest dirigeren. Ik kon daar echt niets van en mijn redding was de drummer van de band, Shetta Hagens. Als die aan het einde van de intro knikte moest ik beginnen te zwaaien. Het leek net echt en iedereen zong “Nobody knows” en Michael row the boat ashore enz. geweldig, tot we niet meer in de kerk mochten. Dan maar naar de blokhut, dat was geen probleem. Pater Noten deed de dienst, Hai Deckers speelde prachtig trompet, het koor zong de sterren van de hemel maar gezelliger werd het er niet op ien de Loi. Ik was in ieder geval acoliet af. Uiteindelijk is het toch goed gekomen. Thuis werd ik helemaal gedekt door mijn moeder en mijn vader protesteerde formeel natuurlijk, maar hij legde mij ook niets in de weg. Ik denk dat hij het stiekem wel goed vond dat zijn zoon ergens echt voor ging. Dat was voor hem belangrijker dan wie er nu gelijk had of niet denk ik. Als ik terug kijk was het wel in deze periode dat mijn vader begon in te leveren, hij kreeg lichamelijke (maag)klachten en ook had hij moeite met de veranderende mentaliteit van 'zijn' jeugd. Die werd mondiger wat door de oudere generatie als brutaler werd vertaald. De oorlog was geen item meer, terwijl die voor mijn vaders generatie nog overal tastbaar aanwezig was. Vader leverde flink in, het lopen werd steeds moeilijker, vissen was er niet meer bij. De school raakte steeds verder op afstand. Toen hij de pauselijke onderscheiding Pro ecclesia et Pontifice kreeg opgespeld straalde hij over zijn volle gezicht. Dat deed hem echt goed.
Onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice
Ik herken dat gevoel wel een beetje. In april 2016 viel mij de grote eer te beurt om een lintje van de Koning opgespeld te krijgen. Toen heb ik toch wel terug gedacht aan mijn vader met de absolute overtuiging dat als er iemand geweest was die minimaal zo’n onderscheiding verdiende dan was het wel mijn vader. Helaas is hem die eer niet gegund maar van waar dan ook zal hij voor mij wel mee genoten hebben.
Mijn vader was 66 jaar toen hij overleed op 18 december 1976 in het ziekenhuis te Venlo.
Artikel aangeleverd door Vic Timmermans jr. Well